Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet studiefinanciering 2000

 

Artikel 4.5 Langdurige afwezigheid in het niet bekostigd beroepsonderwijs
1
Het bestuur van de rechtspersoon waarvan de instelling, bedoeld in artikel 2.4, onderdeel b, uitgaat of de natuurlijke persoon die deze instelling in stand houdt, stelt uiterlijk op de derde werkdag na afloop van een periode van afwezigheid van 5 weken de deelnemer in kennis dat daarvan in de administratie van de instelling een aantekening is gemaakt en verzoekt de deelnemer om opgaaf van de reden van de afwezigheid.
2
Uiterlijk op de vijfde werkdag na de periode van 8 weken stelt het bestuur van de rechtspersoon of de natuurlijke persoon vast:
a
of de reden die de deelnemer binnen 8 weken na de aanvang van de periode van 5 weken gaf voor zijn afwezigheid, een geldige is, of
b
dat de deelnemer binnen 8 weken na de aanvang van de periode van 5 weken geen reden heeft opgegeven voor zijn afwezigheid.
3
Het bestuur van de rechtspersoon of de natuurlijke persoon stelt tevens uiterlijk op de vijfde werkdag na afloop van de periode van 8 weken vast of de deelnemer voor het einde van die periode weer aan het onderwijs is gaan deelnemen.
4
Het bestuur van de rechtspersoon of de natuurlijke persoon meldt uiterlijk de vijfde werkdag na afloop van een periode van 8 weken aan de IB-Groep dat de deelnemer gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 weken zonder opgave van geldige reden niet aan het onderwijs heeft deelgenomen. Tevens meldt hij, indien die deelnemer voor het einde van die periode van 8 weken weer aan het onderwijs is gaan deelnemen, de datum daarvan.
5
De periodes van 5 en 8 weken worden verlengd met de weken waarin vanwege vakantie geen onderwijs werd verzorgd.
6
Het bestuur van de rechtspersoon of de natuurlijke persoon stuurt gelijktijdig met de mededelingen, bedoeld in het vierde lid, een afschrift van de gegevens die over de betrokkene aan de IB-Groep zijn verstrekt, aan deze betrokkene en geeft daarbij tevens aan dat afwezigheid als bedoeld in artikel 4.3, gevolgen heeft voor de studiefinanciering van betrokkene, alsmede welke beroepsgang voor betrokkene open staat tegen de mededelingen, bedoeld in het vierde lid.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BD7126, Eerste aanleg - enkelvoudig, 07/3745
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    02-07-2008
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Rotterdam
    Procedurenummer(s): BC 07/3745-NIFT Kop: Uitleg van artikel 4 van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 bij beoordeling van een verzoek om vrijstelling van verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds in verband met een eigen CAO. Wetsverwijzing: Artikel 2, eerste lid, van de Wet Bpf...
  •